Tijdens de online LAVA-leessessie van 19 mei 2021 lichtte onderzoeker Anoushka Thoen (KUL) haar onderzoeksprotocol toe en kreeg waardevolle feedback van de leden van LAVA vzw. Meer over het veelbelovende onderzoek en de bespreking vindt u in onderstaand verslag.
RSA (Respiratory-sinus-arrhytmia) biofeedback en stressreductie bij adolescenten met autisme
Evaluating the potential of respiratory-sinus-arrhythmia biofeedback for reducing physiological stress in adolescents with autism: study protocol for a randomized controlled trial
Anoushka Thoena,b*, Jean Steyaertb,c, Kaat Alaertsb,d, Tine Van Dammea,b,ca Department of Rehabilitation Sciences, Research Group for Adapted Physical Activity and Psychomotor Rehabilitation, KU Leuven, Leuven, Belgium b Leuven Autism Research (LAuRes), KU Leuven, Leuven, Belgiumc Department of Child Psychiatry, UPC KU Leuven, Leuven, Belgiumd Department of Rehabilitation Sciences, Neuromotor Rehabilitation Research Group, KU Leuven, Leuven, Belgium * Correspondence to Anoushka Thoen, Department of Rehabilitation Sciences, Research Group for Adapted Physical Activity and Psychomotor Rehabilitation, KU Leuven, Herestraat 49-mailbox 1510, 3000 Leuven, Belgium. E-mail: anoushka.thoen@kuleuven.be
Toelichting bij de studie en bespreking met de leden van LAVA vzw op 19 mei 2021
De voorbije jaren toonde onderzoek binnen autisme aan dat er een relatie bestaat tussen een anders functioneren van hun autonome zenuwstelsel (AZS) (een centrale component van het fysiologische stress-systeem) en de aanwezigheid van psychiatrische stoornissen. Met het huidige project wordt er verder geëxploreerd of en hoe dit anders functioneren van het AZS gerelateerd is aan sociale en psychologische problemen bij adolescenten met autisme (13-18 jaar). Daarnaast wordt de effectiviteit van een biofeedback interventie nagegaan voor het normaliseren van het autonome zenuwstelsel. Deze vorm van biofeedback doelt op het verhogen van de respiratoire sinus-aritmie (RSA) die enkel door het parasympatische ‘herstellende’ systeem van het autonome zenuwstelsel wordt aangestuurd. RSA is een component van hartritmevariabiliteit, hetgeen een gezond hart vertoont door de samenwerking tussen het sympathische of versnellende systeem en het parasympatische of het vertragende systeem (m.b.t. de hartslag). Deze component is vernoemd naar het fenomeen waarbij de hartslag stijgt bij het inademen en daalt bij het uitademen. De toepassing van deze RSA-biofeedback om de zelfregulatie van fysiologische stress te bevorderen toonde reeds positieve resultaten in andere populaties aan en is zeer relevant binnen een populatie met autisme aangezien andere frequent gebruikte stress-regulerende interventies (mindfulness, yoga, e.d.) vaak geassocieerd zijn met een figuratief taalgebruik, hetgeen vaak tot problemen kan leiden bij mensen met autisme. Daarenboven berusten deze technieken op de mogelijkheid tot interoceptie en lichaamsbewustzijn, hetgeen eveneens beperkt is bij de meeste mensen met autisme. Tenslotte zal in deze fase ook onderzocht worden of deze interventie valide en haalbaar is indien deze wordt toegepast binnen de thuiscontext (met behulp van biofeedback applicaties).
Samengevat zal het eerste deel van deze studie de autisme-specifieke veranderingen in het functioneren van het autonome zenuwstelsel bepalen bij adolescenten met en zonder autisme door gebruik te maken van online vragenlijsten voor ouders en adolescenten en een stress-test waarbij fysiologische en cortisol (stresshormoon) metingen worden uitgevoerd. Hierbij werden de volgende onderzoeksdoelen opgesteld: (1) Bepaal de verschillen in parasympatische modulatie van de hartslag tussen adolescenten met en zonder autisme; (2) Bepaal de verschillen tussen adolescenten met en zonder autisme op basis van fysiologische, gedragsmatige en cortisol data.
In het tweede deel van de studie wordt de effectiviteit van een biofeedback interventie bepaald bij adolescenten met autisme tijdens een begeleidde en een niet-begeleidde interventieperiode. Voor dit deel werden de volgende onderzoeksdoelen opgesteld: (1) Bepaal de verandering van parasympatische modulatie van de hartslag als gevolg van RSA-biofeedback ten opzichte van baseline metingen; (2) Bepaal de veranderingen op gedragsmatige uitkomstmaten als gevolg van de RSA-biofeedback interventie ten opzichte van baseline metingen; (3) Bepaal de invloed van de baseline gedragsmatige uitkomstmaten op de effectiviteit van de interventie.
Dit project werd besproken tijdens een leessessie van LAVA vzw op 19 mei waarbij de leden hun mening konden uiten en advies konden geven aan de onderzoekers verbonden aan dit onderzoek.
De volgende discussiepunten werden behandeld:
– Er wordt tijdens de interventie op een bepaalde ademfrequentie geoefend die individueel bepaald wordt. Deze kan veranderen tijdens de interventie waardoor deze bij elk begeleid moment opnieuw wordt gecontroleerd en bijgesteld waar nodig. Andere interventievormen zoals yoga en mindfulness berusten ook op het vertragen van de ademhaling. Het is echter zo dat jongeren met autisme regelmatig problemen ondervinden tijdens deze interventies door hun problemen met de interpretatie van figuratief taalgebruik en het eerder abstracte gegeven van mindfulness. Tijdens de biofeedback interventie wordt er geen beroep gedaan op suggestie maar wordt er zeer concreet ingegaan op de manier van ademen en hoe deze vertraagt kan worden zodat het parasympatische zenuwstelsel getraind kan worden.
– Er zijn cortisolmetingen meegenomen in het testprotocol om, naast metingen van het autonome zenuwstelsel, ook de invloed op het hormonale stelsel te kunnen beoordelen. Er is echter rekening gehouden met mogelijke uitputtingsverschijnselen van de cortisolspiegel bij jongeren met autisme. Door langdurige blootstelling aan stress is het mogelijk dat de cortisolwaarden niet meer zullen stijgen als gevolg van stress bij jongeren met autisme. Dit zal duidelijk kunnen worden door te vergelijken met de cortisol-levels van jongeren zonder autisme die exact dezelfde stress-inducerende test hebben doorgelopen.
– Er werd gekozen om geen jongeren zonder autisme in de interventiegroepen te includeren omdat onze hypothese stelt dat jongeren met autisme meer ‘groeimarge’ zouden hebben om hun parasympatische invloed op de hartslag te verhogen ten opzichte van jongeren zonder autisme.
– Het doel van de interventie is niet om moment-gerichte verlaging van stress te bekomen maar om de algemene drempel om stress te verkrijgen te verhogen. Met andere woorden, het zou ervoor kunnen zorgen dat de spreekwoordelijke emmer minder snel zal overlopen.
– De interventie heeft zeker niet als doel om autisme-kenmerken weg te vagen maar om de jongeren beter leren om te gaan met hun autisme. Er wordt niet concreet over gepraat maar de volgende hypothese ondersteunt dit doel: het verhogen van de parasympatische invloed op de hartslag zal hen meer tot rust brengen doorheen de dag waardoor zij minder snel/vaak overprikkeld worden. Hierdoor is er meer ruimte in hun hoofd vrij om te werken aan sociale vaardigheden, om relaties op te bouwen en uit te breiden. Daarnaast werd een lagere parasympatische invloed gelinkt aan meer ernstig stereotiep gedrag. De omgekeerde redenering stelt dan dat een verhoging van parasympatische invloed mogelijks een positieve invloed heeft op het gedrag.
De onderzoekers danken de leden van LAVA vzw voor hun productieve en inspirerende feedback.
Komentáře